Advertentie
Net als in 2020 hadden wij onze zinnen gezet op het noorden: Noorwegen of Schotland en de Shetlands. Maar ook nu blijkt dit niet te kunnen, wij zijn namelijk ‘te jong’. De bemanning is nog niet volledig, of nog niet lang genoeg gevaccineerd. De vaccinatiestatus bepaalt uiteindelijk waar we naar toe kunnen, en dat is Frankrijk, waarvoor we nog wel een test nodig hebben. Bretagne dan maar weer, dat vinden we landschappelijk interessanter dan Normandië.
Kustzeiler Trynke Papa zeilt samen met haar partner Martijn van Popelen. Ze zijn lid van de Nederlandse Vereniging van Kustzeilers. Trynke schrijft hier over hun vakantie naar Bretagne, Frankrijk. Dit artikel mogen we namens de Kustzeilers aan onze lezers aanbieden.
Tekst en foto’s: Trynke Pappa
De reisvoorbereiding is anders dan normaal. Normaal kijken wij namelijk naar de ontwikkeling van het weerbeeld, maar ditmaal is het de afspraak op 18 juli met de testlocatie in IJmuiden die het reisschema totaal bepaalt. We laten ons alle vier testen in een loods op een half uur lopen van IJmuiden Marina, en daarna kiezen we meteen het ruime sop. Zeer kort voor ons vertrek besluit de Franse regering dat de geldigheid van een PCR test nog maar 24 uur was (voorheen 72), wat best een uitdaging is met een zeiljacht.
Eerste stop Boulogne
Wonder boven wonder varen we precies 24 uur na onze PCR test de Franse territoriale wateren binnen. Helaas is hier natuurlijk niemand die ons goede gedrag kan controleren. Ons plan is om direct naar Tréguier te varen, dat is met alle getijden en ook bij nacht goed aan te lopen. Echter wordt het windstil en hebben we geen zin om dat hele eind te motoren. Dus daarom stel ik voor om Boulogne aan te doen, over twee dagen wordt namelijk weer wat wind verwacht, dat is echt stukken leuker. We varen, en drijven, 160 mijl in 36 uur als we in Boulogne aankomen. Het oude centrum van Boulogne is erg mooi, en ontzettend warm.
De volgende avond tanken we diesel bij en verlaten de haven tegen zonsondergang. Mensen kijken vaak verbaasd als je dat doet, maar wij doen het regelmatig. Met rustig weer is het goed toeven op zee, dus waarom niet. Maar je merkt altijd wel dat er een hele vloot van haven naar haven hopt, om de volgende ochtend weer verder te gaan, de meesten slapen kennelijk lekkerder in een haven. Wij zetten al snel de gennaker erop en genieten van de mooie zonsondergang. Pas tegen 7 uur in de ochtend gaat hij er weer af, windstil.
Het duurt tot laat in de avond voor we weer fatsoenlijk kunnen zeilen, wederom met gennaker. De volgende ochtend zitten we boven Cherbourg. Het loopt wel lekker maar de snelheid over de grond is slechts twee knopen. Het kan hier hard stromen, op een gegeven moment gaan we zelfs achteruit. Maar het is lekker weer, dus niet erg. We prutsen nog wat met motor uit en aan, gennaker erop, spi erop, spi eraf, etc.
Prachtige oude stad Tréguier
Na 54 uren meren we ’s nachts om half 3 aan op een zwaar bescheten wachtsteiger van de haven in Tréguier. De volgende ochtend pakken we een box. Er was ruimte zat, maar we wilden in de nacht niet onnodig mensen wakker maken. Bovendien stroomt het erg hard onder de steigers door, toch handiger bij daglicht. Tréguier is prachtig, een mooie oude stad, we waren er vorig jaar ook al. Die avond gaan we uit eten met vrienden. In de stromende regen, want de zomer was inmiddels achter de rug (23 juli). Je kan hier ook prachtig wandelen en ook fietsen. Wij hebben vouwfietsjes mee en ik moet zeggen dat dat prima gaat in Bretagne, de hoogteverschillen vallen mee. En de afdalingen met de Brompton, die erg kleine wielen heeft, zijn spectaculair.
Twee dagen laten varen we naar Paimpol (ruim 30 mijl oost van Tréguier). De grote baai die naar het haventje leidt, valt volledig droog, je ligt er in een dok. Het is een erg leuk en levendig stadje, al zou ik er niet nog een keer heen gaan, ik vond het nogal toeristisch en druk. Je ligt midden in het oude centrum, helaas wel met uitzicht op een parkeerplaats en in ons geval pal naast een draaimolen. Overigens kan je ook hier prachtig wandelen, dat geldt eigenlijk voor deze hele kust.
De GR (wandelpad) kronkelt die hele kust bij langs, dus je kunt daar altijd makkelijk een stukje van pakken. Vlakbij Paimpol is een heel mooi langgerekt schiereiland, wat druk bezocht wordt door wandelaars. Van Paimpol gaan we naar Lézardrieux, wat nog een stuk westelijker is dan Tréguier. Qua routeplanning totaal niet logisch, maar wij willen gewoon lekker zeilen. Het plaatsje Lézardrieux is niet zo bijzonder, het is klein, ligt een eindje bij de haven vandaan. De rivier is echter prachtig, qua ligplaats vind ik dit de mooiste plek van de hele vakantie (de ankerplek niet meegerekend). Ook hier is het mooi wandelen en fietsen. En met mijn vriendin die hier aan het kamperen is, ga ik kanoën op de rivier de Trieux.
We kanoën naar buiten tot Logyvy de la Mer, waar allemaal zeil- en surfscholen actief zijn. Daar zijn die Fransen wel goed in! Een volgende keer doe ik een zwemvestje aan om me veiliger te voelen, dit hebben de meeste kanoërs hier. Op een rivier die zo hard stroomt en druk bevaren wordt, is dit toch niet overdreven. Maar wij brengen het er, ondanks de nogal harde wind, goed vanaf. Deze rivier is echt schitterend!
Naar het oosten van Paimpol
Vanaf hier besluiten we om het gebied ten oosten van Paimpol te gaan verkennen, daar zijn we nog nooit geweest. Het wordt de marina van St. Quay-Pontrieux. Deze is van alle gemakken voorzien, en 24 uur per dag aan te varen, maar van elke charme ontdaan (als je het mij vraagt). Het stadje is best leuk, maar uiteraard weer mega toeristisch. En al die mooie stranden hebben we weinig aan, want het is al heel lang geen strandweer meer.
De dag erna varen we verder oostwaarts, bij een kasteel is een mooie baai waar we besluiten te ankeren. De jeugd brengen we aan land met de zodiac, je komt hier anders niet zo makkelijk aan land. En het bootje ergens afmeren is niet te doen vanwege het grote verval. De volgende ochtend regent het, in de middag zet ik man en kinderen aan land en roei ik lekker terug (nou ja, echt lekker roeit een zodiac niet) tot ze weer opgehaald willen worden. De baai waar we ankeren is vlak voor St. Cast le Guildo, de volgende nacht verblijven we hier in de haven. Ook hier zijn mooie stranden, een a-pittoreske haven, veel toeristen en het ligt aan de GR.
Verplichte stop in St. Malo
We vinden één nacht hier genoeg, bovendien hebben de kinderen een Flix bus gereserveerd in St. Malo, dus we moesten ook verder. St. Malo is maar een paar uurtjes varen. Het is werkelijk een perfecte zeildag, stevige wind en zon. Dit is ook een prachtig zeilgebied, al moet je hier wel alert zijn. Er wordt veel gezeild, en ook zijn er rotsen en eilandjes.
Bij St. Malo moeten we een tijdje wachten op een meerboei voordat we de sluis in kunnen. De sluis is ook bijzonder, er zijn geen mogelijkheden om vast te maken, daarom hebben ze daar ‘roeiers’ in dienst, maar die sloven zich niet bepaald uit. Tegen de tijd dat de schutting klaar is, en dat duurt nogal even, hebben ze nog geen lijn van ons aangepakt. Best onpraktisch in deze stevige wind. Achter de sluis ligt de jachthaven Vauban. Het ligt prachtig, met uitzicht op de oude stad, in minder dan 5 minuten lopen en ben je in het oude centrum.
De voorzieningen zijn echter ver beneden de maat: slecht, kapot, smerig, en het havengeld is het hoogste van de hele vakantie. St. Malo is leuk om een keer te bezoeken, wel ook super toeristisch, het is een echte trekpleister. We gaan tussen de buien door, op de vouwfiets, naar de waterkrachtcentrale aan de Rance.
Het is een mooie tocht, mede omdat we met ons fietsje een deel van de GR doen, hoewel dit wandelpad niet erg fietsbaar is. Het stuwmeer en stuwdam met expositie is erg imposant. De omgeving is er prachtig. Wij willen echter na drie nachten graag weg uit deze peperdure en smerige haven, dan merk je dat je wel in de verkeerde hoek ligt. Er staat een stevige wind en we zitten lager wal.
Het is flink zwoegen om weer veilig en vrij vaarwater te bereiken. Gelukkig had ik van te voren de sluis opgeroepen om aan te geven dat we om 20.00 uur de sluis willen pakken. Ze antwoorden dat we alleen een schutting later kunnen, want er moet een cruise schip door. Aangezien ze één schutting per uur doen, is het een goede tip om ze van te voren even op te roepen.
We varen bij donker St. Cast binnen, de haven waar we paar dagen eerder ook al waren. Omdat we de haven al kennen, kunnen we hier in het donker aanvaren, anders was dit niet een goed idee geweest. Het is goed betond met lichttonnen, maar je vaart vlak langs rotsen en ondiepten.
Met een omweg naar St. Vaast
De dag erna varen we met vrij veel wind naar St. Vaast, een afstand van 150 mijl. We krijgen nogal verbaasde blikken bij het wegvaren, aangezien er een pittig windje staat, vooral nadat men hoort dat we dag en nacht doorgaan. Achteraf snap ik het wel, het is geen comfortabele tocht. We moeten hoog aan de wind ruim om Guernsey heen. Er is een snellere route, maar met dit weer is het niet handig de Race van Alderney op te zoeken, dus we varen om.
We zien verder geen zeilers op het water, op een paar grote catamarans na die meedoen aan de Fastnet Race. Zij maken eerst een slag naar Bretagne. Er gaat er eentje rakelings achter ons langs, een indrukwekkend gezicht. St. Vaast is een getijdenhaven, als we er ’s ochtends vroeg aankomen moeten we nog een uurtje wat ronddobberen voordat de sluis opengaat. Dat zie je snel genoeg omdat er dan een vissersvloot naar buiten komt zetten. Het is een snelle tocht, we varen 150 mijl in 22 uur.
St. Vaast is een aardig vissersplaatsje, ook weer redelijk toeristisch, maar toch een totaal ander karakter dan die havens die we hiervoor aanliepen. Er ligt een mooi eiland voor, Tatihou, hier kun je met laag water heenlopen. Ook gaat er een amfibievoertuig heen, dat ziet er grappig uit.
We gaan op de vouwfiets naar Barfleur, waar we in 1992 ook zijn geweest met een zeilbootje van 22 voet zonder motor, die lieten we daar droogvallen aan de kade. Dus leuk om daar weer even te kijken op de fiets, het is niet echt een haven om te bezoeken met een kieljacht (vinden we nu). De volgende dag maken we een fietstocht naar het zuiden, vanuit St. Vaast. Dit is een mooi gebied, en goed te doen qua hoogteverschil.
Opnieuw stoppen in Boulogne
Die avond om half 11 gaat de sluis open, en gaan wij weer verder. Wederom verbaasde reacties over ons tijdstip van vertrek, maar doorgaans kan je prima slapen op zee, dus waarom niet. Het is een mooie rustige nacht met veel sterren. Er is ook weinig wind, ik vermaak me urenlang met twee warships die zoekslagen aan het maken zijn. Door de combinatie van stroming en weinig eigen snelheid is het ingewikkeld om vrij van ze te blijven, maar het lukt wel. We willen een flink stuk varen, maar de wind werkt niet mee. Zeiltje op, zeiltje af, uiteindelijk belanden we in de vroege ochtend, na 32 uur varen, weer in Boulogne.
We fietsen deze keer naar Wimereux, een mooi plaatsje. Wel ook toeristisch en als fietser rijd je gewoon tussen de auto’s. Wandelen is echt leuker, dat doen we op de terugweg via de GR. Die wandeltocht naar Wimereux is een aanrader als je eens in Boulogne verzeild raakt.
Vakantiegevoel over in Oostende
De volgende middag maken we een tochtje van 62 mijl naar Oostende. Hier komen we na middernacht aan, dat is daar geen enkel probleem. Het is slecht weer in Oostende, in zo’n stad die hoofdzakelijk bestaat uit betonnen bunkers is je vakantiegevoel wel snel ver te zoeken. Het weer is helaas echt te slecht om te vertrekken, dus nemen we de trein naar Brugge, altijd een leuk cadeautje. Een dag later is de wind genoeg afgenomen om in één lange dag naar IJmuiden te varen. We hebben 101 mijl op het log en varen met een gemiddelde snelheid van 6,6 knopen, lekker!
Via de Sixhaven en de Marker Wadden varen we naar onze thuishaven de Houtribhaven in Lelystad. Ik noteer op 20 augustus in het logboek: “pas in de Houtribsluis werd het echt zomer”. We hebben naar schatting 1060 mijl gevaren deze vakantie.