Advertentie
Houwe Reesink heeft een tussenjaar genomen en vult deze met zeiltochten en soms een delivery. Als hem over een biertje de vraag wordt gesteld wat er zo bijzonder is aan zeilen en waarom hij dit doet, geeft Houwe aan zijn kroeggenoot aan dat het de vrijheid is en het verkennen van de wereld. Als hij er later nog eens over nadenkt, realiseert Houwe zich hoeveel hij eigenlijk heeft geleerd van het mens zijn. “Zeilen stript mij van alle onzin die er thuis is.”
De vraag bracht Houwe ook terug naar zijn reis van de afgelopen maand. Hij stapte aan boord van een schip die van de Canarische eilanden teruggevaren moest worden naar Europa. Die delivery verliep anders dan hij had verwacht, hij schrijft zijn verhaal voor Zeilwereld.
Tekst en foto’s: Houwe Reesink
Disclaimer: Dit verhaal is geschreven door Houwe Reesink en beschrijft zijn ervaringen als opstapper in 2024. Na publicatie kreeg Zeilwereld bericht dat de schipper en bemanningsleden zich niet in dit verhaal kunnen vinden en van mening zijn dat dit niet overeenkomt met hun waarheid. De namen van de boot en opvarenden zijn geanonimiseerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.
Een brief aan de kapitein
De kapitein zei dat ik iemand mee mocht nemen. Ik belde T., een jongen waar ik jarenlang fanatiek ILCA mee heb gevaren.
‘Vlieg je volgende week mee naar de Canarische eilanden om een schip terug te varen naar Europa?’
‘Ja. Ludiek’, was het antwoord.
Het plan was simpel: We zouden in drie weken van Gran Canaria via Madeira naar Lissabon varen. Hier zou T. terug naar huis vliegen, want hij had studiezaken. De rest ging door naar Amsterdam.
De kapitein wilde niet aan-de-wind varen, dat was oncomfortabel. Hij had geen haast en wilde ten volle genieten van de reis. We kregen geen geld, maar vliegtickets in ruil voor wachten draaien.
Zo begint ons avontuur. We vliegen naar Las Palmas waar de kapitein ons verwelkomt met een royaal diner op het land. Hier leren we Juán kennen, een Zuid-Amerikaanse womanizer van een jaar of vijftig. Hij was aan boord uitgenodigd door de kapitein.
Na een paar drankjes schuift een langharige man aan, Piotr. Piotr is een timmerman die net een schip heeft gekocht. Hij vertelt dat het een zeewaardig bootje is. Van staal en helemaal compleet, klaar om uit te varen. Er is alleen een kleine complicatie, er zit een gat in de romp. Hij was al wekenlang in de weer met het bellen van werven om het schip uit het water te liften en te lassen, maar niemand wilde de klus aannemen. Voor zover ik weet, wacht hij nu nog steeds.
De volgende ochtend vangen T. en ik een glimp op van de vrouw aan boord, de vriendin van de kapitein. Ze staat in de keuken ontbijt te maken voor de kapitein. We begroeten haar en krijgen slechts een verveeld knikje terug. De kapitein vertelt ons dat ze een jaar samen zijn en dat ze privé het een en ander voor haar kiezen heeft gekregen.
Naar Arrecife
Drie dagen later varen we uit naar Arrecife. We overbruggen de afstand van 130 mijl in een dag. De timmerman vaart ook mee, hij zal vanaf Lanzarote weer terugvliegen. Samen met de kapitein draait hij de nachtshift. Wij worden gespaard en mogen ’s nachts lekker doorslapen. Klotsend liggen we in bed T. doet geen oog dicht. Ik slaap als een blok. Tegen lunchtijd leggen we aan in Arrecife. Het waait op dat moment echt hard, 35 knopen met uitschieters naar 40. De kapitein manoeuvreert het schip kundig langs lagerwal, de rest van de marina ligt helemaal vol.
Nadat we hebben aangelegd wassen T. en ik het dek. Op iedere schoot, tussen elk randje en onder elk harpje zit Saharazand. Piotr roept ons bij hem in de kajuit. Op zijn schip doen ze elke dag ‘jobbies’ van 10 tot 14 uur, dat gaan we hier ook doen. Hij wil beginnen met het poetsen van de mast, dus wij lieren hem naar de top. Met zeep en water werkt hij langs de verstagingen naar beneden. Halverwege is het water op, dus we laten hem naar beneden zakken om de emmer te vullen. Hij moet ook nog wat werven bellen voor zijn eigen schip, dat wil hij eerst doen voor we de klus verder afmaken. T. en ik hebben nooit meer wat van hem gehoord.
Naar Madeira
Vier dagen later draait de wind noordoost, dit betekent dat we naar Madeira kunnen varen. We doen hier 2,5 dag over. Op deze tocht leren we de vriendin van de kapitein een beetje beter kennen. Ze is rond de 30 jaar en haar dag op zee bestaat uit mint-sigaretten roken, een ei bakken voor de kapitein, Starlink leegtrekken door op Instagram te scrollen en zure gezichten naar ons optrekken als we haar in de weg lopen. Ze zweeft eigenlijk doelloos over het schip. Als we de kapitein vragen wat haar verhaal toch is, zegt hij: “Ik weet dat ik aan een dood paard sta te trekken. Ik kan haar moeilijk van mijn schip zetten. Het meisje heeft niets. Ze komt uit een arm dorpje in Zuid-Amerika en ging naar Mallorca als schoonmaker. Ik ontmoette haar op Tinder en ik had net mijn schip gekocht. Ze is meegegaan.”
Als we op Madeira aankomen wassen T. en ik het dek weer. De kapitein huurt twee auto’s, één voor hem en zijn vriendin, de ander voor zijn bemanning. Met Juan gaan we op roadtrip. Madeira is paradijselijk. De warme zeelucht botst aan de noordkant, de overheersende windrichting is noord, op de kliffen van Madeira. Deze lucht stijgt op en koelt af. Het water condenseert en vormt wolken. Op de pieken van de Madeirese bergen blijven deze wolken hangen, en regent het. Het water stroomt aan de zuidkant naar beneden, waar, in combinatie met de subtropische zon, een explosie van botanische tuinen, wijngaarden en bloemenvelden ontstaat.
Als we terugkomen vertelt de kapitein dat hij een vriend gaat ophalen van het vliegveld. “Dave, een leuke gast als hij een biertje op heeft.” ’s Avonds zitten we aan dek een biertje te drinken met Dave. Hij is hoofdmachinist op een vrachtschip, dat is zo’n beetje alles wat hij te melden heeft.
Naar Funchal
Na een dag of twee in een oostelijke haven, zeilen we naar Funchal, de hoofdstad. Hier ankeren we, wassen het dek en zwemmen rond de boot. De stad heeft een geel fort op een rots, het schip ligt hiervoor in zee. Als we weer aan boord staan komt de kapitein naar ons toe met een serieuze blik. Hij zegt dat hij ons de volgende ochtend op het vliegtuig naar Amsterdam wil zetten. T. vraagt hem waarom ineens. “Jullie zijn lui, jullie doen niets”, reageert de kapitein. “Maar we doen wat je van ons vraagt”, zeg ik verbaasd.
Hij wil er niets van weten en knikkert ons van boord. Dave kijkt grinnikend toe. Dus wij pakken onze tassen. De kapitein stelt nog voor om wel samen af te sluiten met een diner aan wal, maar wij gaan er liever samen op uit. “Onze laatste nacht in Funchal!”
We gaan af op het geluid van een melodie die vaagjes door de straten galmt. We komen uit bij een jamsessie en raken in gesprek met gitarist António, een 20-jarige Portugees die op het punt staat een album uit te brengen. We blijven met António hangen waarna hij ons bij hem op de bank laten slapen. De genadeslag voor de kapitein, we wijzen de laatste nacht op zijn schip af. Wel vragen we de kapitein te wachten met het boeken van tickets, daarop antwoordt hij: “Als jullie het geld nodig hebben, maak ik het over.”
De brief
T. blijft nog een week voor hij weer terugreist naar zijn vriendin, baan en studie. Ik blijf nog een maand en vraag dan of de kapitein mijn ticket kan regelen. ‘Ik denk dat het tegen deze tijd wel een beetje aan jezelf is, maat’, geeft hij via whatsapp aan. Ik lees het bericht terwijl ik onder het gele fort aan zee zit. Ik besluit hem een brief te schrijven, een spiegelbrief die hem zichzelf laat zien. Een brief die me een vliegticket moet opleveren, een brief die alles uitlegt, een hoopvolle brief. Een prachtig mooie brief, maar ik begin hard en koud.
D.,
Beloftes niet nakomen is niet meer dan kinderachtig. Jij zet me van je schip op een eiland midden in de Atlantische oceaan en dan moet ik zelf maar weten hoe ik thuiskom? Nadat je een ticket belooft?
De maand op Madeira was geen vakantie. Ik probeerde de reis op andere schepen voort te zetten. Het scheelde niets! Tot tweemaal toe vond ik een lift naar Mallorca en tot twee maal toe zeiden ze op de dag voor vertrek: ‘nee sorry, toch niet. We hebben besloten zonder je te vertrekken. Ik ben erachter gekomen dat er zonder contract geen deal te maken is. Wellicht vertrouwde ik te veel op medemenselijkheid of eer. Als dat nog bestaat.
Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar een baan. Dagenlang heb ik door de havens rondgezworven en sprak iedereen aan. Ze zeiden dat er zeilers nodig waren en ik heb CV’s rondgestuurd als een malle. Ik ging op gesprekken en kreeg een aantal maal ‘Ja’. Daarna volgden ze met radiostilte.
Ik heb vrienden gemaakt voor het leven. Fantastische mensen! Madeira maakt iedereen opbloeien! Kunstenaars overal! Ze wonen allemaal in één groot huis. Escola Normal noemen ze zich. Ze organiseren jamsessies en concerten! We hebben muziek gemaakt met iedereen. En iedereen werd verliefd op elkaar! Het was prachtig!
Maar ik heb geen rooie cent meer en het is tijd om naar huis te gaan. Ik denk, en hoop nog steeds, dat ik op jou kan rekenen.
Als mens tot mens, of jongen…
Inmiddels is een vriendin bij me komen zitten onder het fort. Ik kijk over de oceaan uit en zeg haar: ‘Als hij weigert, vervloek ik hem. Hij zal tien jaar geen voet aan land durven zetten. Ik zal een stuk schrijven en iedereen over de hele wereld zal het lezen. Hij zit fout! Ik weet dat hij fout zit!’
Ik stuur hem de brief…