Houwe’s eerste oceaanoversteek: “Ik moet eigenlijk nog een keer oversteken om te begrijpen wat er precies gebeurd is”
Door Redactie | 15 november 2023
Advertentie
Houwe Reesink maakte afgelopen september zijn eerste oceaanoversteek, van Boston naar Amsterdam. Hij neemt ons mee in hoe dit voor hem was. Het wachtsysteem, het ritme van de dag en de nacht en het drukke landleven achter zich latend. De tocht maakte hij met schipper Jan, zijn zoon Christiaan en zeilvriend Reima. Voor iedereen die de oceaan wel eens is overgestoken is dit verhaal ongetwijfeld een feest van herkenning!
Tekst en foto’s: Houwe Reesink
Boston, dinsdag 12 september. Enige uren gelden ben ik vertrokken uit Noord-Italië om me te begeven naar Boston, waarna ik over de oceaan terugvaar naar Amsterdam. Schoon geschoren kom ik aan in de VS en hoor ik van Jan, de schipper van zeiljacht Yonder, dat we een week in Boston moeten doorbrengen. Orkaan Lee stormt recht op Boston en de Golf van Maine af en zou alles verwoesten.
In Italië was het leven anders. Het ontbijt bestond uit een broodje tonijn met cappuccino, om daarna jachten te racen van honderd jaar oud, met espresso. De dag werd afgesloten met pasta en een lungo. In de augustuszon, omringd door Italiaanse passie en Europees vertrouwen voelde ik mij thuis.
Ze zeggen dat Boston de meest Europese stad van de VS is. Dat is niet waar, daar kom ik al snel achter. Boston blijkt een verschrikkelijke stad, zo vond de hele crew van Yonder. Het leven hier past ons niet. We don’t shave for the US, dat is ons motto. Wij willen deze stad zo snel mogelijk verlaten.
Zo geschiedt, nadat de orkaan voorbij is geraasd, trekken wij weg. De zuidwester naar Europa. Twintig knopen snelheid, we gaan als een speer! Onze baarden groeien, we zijn er klaar voor!
De wachten beginnen te draaien. We hebben een Zweeds wachtsysteem. Van acht uur in de morgen tot acht in de avond doen we vier uur op en vier uur af. s ’Nachts doen we steeds drie uur en altijd met twee man op wacht.
Reima, de andere oudere man aan boord naast Jan, is mijn wachtmaatje. Hij komt uit Finland en is een zeilgod. Twintig jaar geleden heeft hij een 6,5 mini gebouwd, en voer de Mini-transat mee. Een solo zeilrace over de oceaan. Hij is een ijzersterke man.
Mijn andere maatje aan boord is Christiaan. Ook bekent als Christoffel of Christus. Hij is de zoon van Jan en heeft mijn leeftijd. Wij nemen al vrij snel de rol van chef aan. Op het menu staat vooral pasta bolo, een gerecht dat ik heb geperfectioneerd in Italië. Of pasta met chorizo, met tonijn, pesto, of met aardappelen zodat het een soort souvlaki wordt. En broden bakken! We hebben een broodmachine aan boord. Meel, zout, suiker, boter en gist doen we erin. Drie uur later komt er een vers brood uit.
Gist maakt een brood. Bij mijn vierde brood ben ik dit ingrediënt vergeten aan het deeg toe te voegen. Catastrofale gevolgen heeft het. Uit schuldgevoel eet ik het hele gist loze brood zelf op. Daar heb ik vervolgens dagenlang last van. Niemand mag nog spreken van brood. De gedachte alleen al maakt me misselijk. Nu nog.
Schoon schip
In een baai van Newfoundland kunnen we herstellen, zowel mentaal als fysiek. In de zes dagen op zee is de boot een bende geworden. De keuken is bedekt in een laag vet die zich door het hele schip heeft verspreid. We hebben al zes dagen niet gedoucht. En mijn hut is vochtig doordat het luikraam lekt. Zo ontstaat er in mijn hut langzaamaan een zelfvoorzienend ecosysteem. Een perfect herfstig klimaat om paddenstoelen en andere schimmels in te kweken. Een schoon schip zorgt voor de nodige opkalefatering. We zijn klaar voor de oceaan.
Ik merkt dat ik veel helderder kan denken nu ik al een week geen nicotine en alcohol heb genuttigd. Mijn hoofd veegt zichzelf schoon. De waas valt langzaam weg. Hoe dichter bij Engeland we komen, hoe helderder alles wordt. Ik kan er alleen niets zoveel mee, hier aan boord. Midden op de oceaan voelt als een opsluiting in een cabine ver van de aarde. Het is alsof wij stil staan in de ruimte en de aarde onder ons door beweegt.
Nadat we de continentale plaat van Noord-Amerika afvaren, kom ik in een cirkel van twee dagen tijd. Een lange dag en afwisselend een korte dag (door het wachtsysteem). Omdat de noordwester wind status quo behoudt (25 tot 30 knopen), verandert er niets, behalve mijn baard die nu toch wel zichtbaar wordt, maar niet mannelijk te noemen is.
De baard van Jan is een ware zeemansbaard geworden. Bij mij gaat het mondjesmaat. Baardgroei zit niet echt in de familie. Of eerder: echt niet. Mijn vader en grootvader zag ik altijd als mensen met principes. Groot respect heb ik daarvoor. Discipline en hard werk. Alle dagen een gladgeschoren gezicht. Ik begin nu te begrijpen waarom ze er altijd zo uitzien. Mijn baard ziet er in alle eerlijkheid verschrikkelijk uit. Nu is dat niet erg op de oceaan, ik hoef toch nergens goed voor de dag te komen.
Over dagen gesproken… De zon en de maan draaien dag en nacht door. Het maanlicht is fel. We hebben een volle maan. De nacht is niet anders dan de dag. Als ik s ’nachts wacht heb, sta ik achter het roer. Mijn ritme draait zich om. ’s Nachts word ik actiever.
Tijd is niet meer verdeeld in dag of nacht maar in een continuüm. Door om de drie uur in slaap te vallen word ik bewuster van het feit dat het doorgaat. Het gaat door en door. In dromen en in werkelijkheid. Het is fijn om te dromen, het is een middel van vermaak, een tijdreis. Ik hoef niet bewust de volgende drie uur mee te maken en kan mijn onderbewustzijn volgen naar waar het zich mee bezig houdt.
Ik raak in een trance. Tot we aankomen bij de Engelse kust. De reis is voor mij over zodra ik mijn baard eraf scheer in Falmouth. Wij zijn thuis. Weg van die Amerikaanse gekte.
Ik herinner me van de aankomst dat het land stinkt naar mest, naar kinderboerderij. De stad stinkt naar verbrand plastic. Het is subtiel, heel licht, maar opmerkbaar en constant. Die geuren zijn inmiddels weer weggevaagd.
We hebben er 21 dagen over gedaan om van Boston naar Amsterdam te varen. Ik moet eigenlijk nog een keer de oceaan over om te begrijpen wat er precies gebeurd is.