Advertentie
Het is zomers blote lijven weer in Portugal terwijl Gerrit Hiemstra nachtvorst en nattigheid verkondigt. Een gekke gewaarwording. Geen echte seizoenswisseling meer. Wat wel opvalt is dat het eerder donker wordt. Ik ben dan ook blij dat we er zijn. De glibberige mooring bestond uit een kluwen halfvergane lijnen die ik in mijn eentje met geen mogelijkheid langszij omhooggetrokken kreeg. Samen is het gelukt.
‘De locals leggen er niet meer aan vast.’ Zegt Paul voorzichtig.
‘Dat zeg je nu we vastliggen. Grapje zeker?’
‘Nee.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Van een andere zeiler.’
Mijn volgende reactie was een vlammende, maar het was of dit, of ankeren op een rotsige bodem. De voorspelde windstilte gaf de doorslag om onze 19 ton voor Berlengas aan een dubieus lijntje te laten dobberen.
Wat een ruige, ongerepte steenmassa is deze eilandengroep. De zee is kalm. Helder. Vissen met gele staarten snellen voorbij aan de oppervlakte. Heel anders dan de algen grazende harders die sinds Zeeland onze huisdieren zijn. Plots zie ik onrustige golfjes en opspattend water. Ovale, zilveren vissen springen op en laten zich plat op de zijkant neervallen. Alsof ze iets van zich af willen schudden. Of zou het spelen zijn?
Het klappende geluid blijft, ook wanneer het donker wordt en vogeltjes, die klinken als Angrybirds, om ons heen cirkelen. En dat allemaal na een fantastische zeildag. Als een vlinder gleden we door het water. Er stond amper deining. Het doorgelat grootzeil bleef heerlijk open. Geen geklapper, niks. Eindelijk blies de Portugese Noord. Lagedrukgebieden onder het Azorenhoog hadden nu lang genoeg geregeerd. Alleen was het jammer van de mislukte poging om met de trollingmolen te vissen in Portugal.
Een vis!
Het was mijn eerste keer met een echte hengel aan boord en ik moest en zou. De uitrusting kocht ik in een hengelsportzaak in Povoa de Varzim. Een eenvoudig, vriendelijk stadje met een door vingerafdruk beveiligde jachthaven. De Engelssprekende Portugees met verstand van zaken en engelengeduld nam me mee in de grondbeginselen van het bootvissen. En ik dacht dat ik het begrepen had.
Ik ben degene die vist, niet Paul. Tot nog toe was het me alleen op creatieve wijze gelukt. De eerste keer was toen ik op het toilet zat. De aanvoer van het zoutwater blokkeerde. Paul draaide de slangklem los en een vissenkop piepte naar buiten. In een reflex duwde hij met gestrekte arm de slangopening van zich af. ‘Een vis!’ Ik moest lachen omdat hij schrok.
Zonder gekkigheid, dit keer ben ik eens de held. Paul vindt vissen maar niks. Opeten wel, maar het voorwerk is voor mij. Gauw zette ik het rioolzoekertje voorzichtig overboord. Als een speer ging het er vandoor.
De tweede keer was ik gefascineerd geraakt door een visser. Zijn netten waren precies rondom Quelinda uitgezet. Ik maakte stiekem foto’s, zo mooi vond ik het. Hij zag me. Shit, shit, shit! Ik had het natuurlijk ook gewoon even netjes kunnen vragen. Maar in plaats van een verwachtte uitbrander, gebaarde hij dat ik er meer moest maken.
Later zou hij me zijn telefoonnummer geven. Ik deed enorm mijn best om de oude schuit en de noeste arbeid van de bruine spiermassa op de gevoelige plaat te zetten. Als bedankje kwam hij langszij en kreeg ik een plastic zak toegeworpen met een grote heek erin. Ik blij, hij trots. Dat zag ik aan zijn nieuwe profielfoto toen ik hem nogmaals bedankte. De schuit stond er prachtig op!
De derde vis heb ik met een houten klos en handlijn gevangen. Eindelijk wist ik wat bedoeld werd met: ‘Het paravaantje komt bovendrijven.’ Man, wat had ik het al vaak geprobeerd. Maar dit keer had ik beet! Een makreeltje. En dan?
Op YouTube keek ik een filmpje hoe te fileren. En toen moest ik. Alcohol deed zijn werk. De vis versufte. Ik voelde de drempel om het fileermes van buik naar kop te halen en met mijn vinger de ingewanden eruit te lepelen. Ik deed het met mijn ogen tot spleetjes geknepen.
De boothengel stond netjes in de steun. Ik was nog zo gewaarschuwd. Toch presteerde ik het om de lijn vrijwel meteen op de molen tot een warboel te maken. Eenmaal ontward bezorgde de opspringende lure met zijn forse haak richting bijboot ons allebei zweet op het voorhoofd. Hij zou er eens in blijven haken. Een lek prikken. Ik had het vernuft duidelijk nog niet onder controle.
Vluchten
De nacht aan de mooring verliep knudde. Vals ankeralarm en swell hielden ons wakker en werden vervolgens ellendige dromen. Blijven liggen zijn we wel. Ook nu gaat het rollen maar door. De feeststemming in de ochtend is ver te zoeken. Als we horen dat medezeilers verderop problemen hebben met de watermaker en Paul kan ondersteunen, is de keus gauw gemaakt. Zonder voet aan wal te hebben gezet, wat eigenlijk heel zonde is, kiezen we voor vluchten. Een bezeild tochtje van vijftig mijl naar het hippe Cascais, eens zo geliefd bij het Portugese koningshuis. Het gaat heerlijk. De wind langs mijn wangen, het water klotsend langs de romp en een broodje gebakken ei. De nacht is gauw vergeten.
‘Zullen we het nog eens proberen?’ Zeg ik friemelend aan de hengelmolen.
‘Meen je dat nou? Zullen we niet eerst op het droge oefenen?’
‘Is goed.’
Lees de eerdere verhalen van Charlotte Dorren
Volg Quelinda ook via hun eigen website en social media: